Verander(en)de flora: wat is er verdwenen en wat bloeit er weer op?

Bauke Roelevink is inwoner van Westerwolde en oud-medewerker van Staatsbosbeheer. In 2018 publiceerde hij zijn boek ‘de Flora van Westerwolde’. Hierin onderzocht hij welke planten hij vond binnen het projectgebied vóór en nadat de deelprojecten uitgevoerd werden. Daarnaast heeft hij ook bijgedragen aan de landschapsbiografie van Westerwolde, die in 2021 uitkwam. Roelevink deelt vol enthousiasme zijn kennis over de verander(en)de flora.

Bauke Roelevink, inwoner van Westerwolde en oud-medewerker van Staatsbosbeheer

“Ik was al langere tijd met planten bezig en wilde een overzicht maken welke planten er voorkomen in het gebied Westerwolde,” vertelt Roelevink. “Deze analyse was wel een ruwe analyse. Ik heb alleen gebruik kunnen maken van bestaande en binnen de begrenzing van kilometerhokken verzamelde gegevens. Exact de begrenzing van de deelprojecten aanhouden was daardoor niet mogelijk. Van de 18 deelprojecten, ook wel wagons genoemd, heb ik 17 geanalyseerd. Het laatste project was namelijk destijds nog niet klaar.”

De veranderingen

Uit het onderzoek bleek dat plantensoorten die bij vochtig en droog schraalland horen, nog steeds of juist nu goed groeien. Dit geldt ook voor plantensoorten op de akkers. Bij nat schraalland was dit helaas niet zo. “Er waren twee deelprojecten in het noorden, De Gaast en Hoorndermeden die er minder goed vanaf kwamen,” zegt Roelevink. “Daar zijn soorten verdwenen, zoals bijvoorbeeld de Kleine valeriaan en Ronde zegge. Ook binnen de vennen en heiden zijn een aantal soorten niet meer teruggevonden: o.a. Klein blaasjeskruid en Heidekartelblad.”

Belangrijk om te onthouden is dat het in 15 van de 17 wagons beter gaat met de flora. “Binnen het droog schaalland groeit veel Stijve ogentroost. Op de akkers groeit bijvoorbeeld Dauwnetel. Daar gaat het momenteel ook goed mee.” En in het Bourtangerveld doet de Steenanjer het goed.

Stijve Ogentroost

De oorzaken

Maar wat zijn nou precies de oorzaken van deze veranderingen? Welke aspecten van de gebiedsinrichting hebben hier invloed op? “Tijdens de inrichting werkte ik al niet meer voor het Staatsbosbeheer binnen het gebied Westerwolde, maar ik maakte de gebiedsinrichting wel als inwoner van Westerwolde mee. Die beekaanpassingen en het hogere waterpeil hebben invloed gehad op de planten. Voormalige landbouwgronden, die de bestemming natuur hebben gekregen, zijn vaak rijk aan voedingsstoffen. Plantensoorten die de natuurorganisaties willen behouden of terug krijgen hebben vaak een voorkeur voor minder fosfaat en stikstof. Daarom is op bepaalde plekken de bovenste laag van de bodemgrond weggehaald om voedselarme grond bloot te leggen. Hier hebben veel planten positief op gereageerd.” Daarnaast wil Roelevink benoemen dat de veranderingen in de flora niet alleen maar door de gebiedsinrichting komen. “Er zijn ook natuurbeheerorganisaties die hun werk uitvoeren, en dat is op veel plekken ook goed uitgepakt.”

Meer dan bos

“Alleen het gebied inrichten is niet voldoende om een gevarieerde natuur te creëren die we willen beschermen, volgens Roelevink. Ook het vervolgbeheer moet zich richten op de gekozen doelen van het gebied. In ons huidige klimaat neigt de vegetatie op den duur allemaal richting bos. Als je niets doet, kan dat heel snel gaan en is het gebied binnen 10 à 50 jaar grotendeels dichtgegroeid met bomen en struiken. Hoewel bosuitbreiding op dit moment landelijk een belangrijk onderwerp is, wil je vanuit het natuurbehoud toch ook blijven inzetten op variatie. Westerwolde heeft veel meer te bieden dan alleen bos: schraallanden en heide hebben ook rijke flora en fauna, en dat wil je ook behouden.”

Een prachtig plaatje

Voorlopig kunnen we trots zijn op het gebied Westerwolde. Zoals het er nu uit ziet, is Roelevink zeer onder de indruk. “In vergelijking met 20 jaar geleden is het landschap veel mooier geworden: de kleinschaligheid en de beleving daarvan. Wat in de jaren ‘60 -‘70 recht en vlak was gemaakt, is nu weer krom en heeft wat meer variatie gekregen. De flora heeft zich daarop aangepast. Het is een prachtig plaatje geworden om door te wandelen. De lockdowns hebben ook voor extra bewonderaars gezorgd. Veel meer mensen trekken nu het gebied in, ook vanuit andere delen van het land.”

Zoneren

De laatste jaren is het accent vooral komen te liggen op gebruiksnatuur. Maar een aantal diersoorten hebben ruime leefgebieden nodig en zijn gevoelig voor verstoring. “Je hoeft wat mij betreft geen gebieden af te sluiten, maar je moet niet alle gebieden toegankelijk maken voor recreatief gebruik.”

Nóg meer verbinding

Deze gebiedsinrichting is afgerond, maar Roelevink ziet nog meer mogelijkheden in Noord-Nederland. “Qua waterstroom is er al verbinding tussen het zuidelijke deel van Drenthe (Bargerveen) en de Waddenzee (de Dollard). Maar als je die verbinding ook in de combinatie waterstroom en een strook aanliggend land zou kunnen maken, levert dat met behulp van een aantal ecologische factoren nog een verdere verbetering op. Ik zou dan ook willen pleiten om daarvoor opnieuw voor een gebiedsgerichte aanpak te kiezen. Bij de inrichting van de EHS in Westerwolde heeft de Dienst Landelijk Gebied (nu Prolander) bewezen ook de bewoners voldoende voor te lichten en er goed bij te betrekken. Dat heb ik als heel positief ervaren. En de resultaten spreken voor zichzelf.”