Archeologische vondsten in een hersteld landschap

Of het nu gaat om de inrichting van een natuurgebied of de ontwikkeling van een wooncomplex, aannemers mogen niet zomaar gaan graven. Eerst komt een archeologische onderaannemer kijken of er geen archeologische resten worden verplaatst, beschadigd of vernietigd. Archeoloog Jan Molema overzag het onderzoek voor de gebiedsinrichting in het beekdal van de Ruiten Aa. Hij vertelt waarom zo’n onderzoek van belang is, welke (verassende) vondsten werden gedaan en wat er met die vondsten is gedaan. “Eigenlijk wil je zo weinig mogelijk vinden en zo veel mogelijk laten liggen.”

Jan Molema, archeoloog

Molema opereerde via Prolander en hield toezicht op de archeologische onderaannemer. “Ik ben regelmatig in het veld geweest om te controleren of het werk goed gedaan werd en gaf instructies wanneer er dingen gevonden werden.” Daarnaast fungeerde Molema als een soort belangenbehartiger van beide partijen. “Je hebt te maken met een krachtveld. Het belang van de aannemer is om zo snel mogelijk door te gaan, maar er is ook het belang van het archeologisch onderzoek. Ik zag toe dat de archeologen de ruimte en tijd kregen om hun werk te doen.”

De focus

mdat men al een idee had waar de meeste resten lagen, was er een aantal locaties geselecteerd waar de archeologen nadrukkelijk aanwezig moesten zijn. “De gebieden waar wij voornamelijk op focusten, maakten deel uit van de oude daloversteek, waar in het verleden bruggen lagen. Die plekken zijn duizenden jaren in gebruik geweest, dus kun je daar veel archeologische resten vinden.” Maar waarom liet men zoveel spullen slingeren? Molema lacht. “Dat is niet alleen omdat men vroeger (en nu nog steeds) de gewoonte had om rommel achter te laten. Zulke plekken werden ook als rituele locaties gebruikt, om iets te memoreren. Er worden bijvoorbeeld vaak bijlen of munten gevonden. Die zijn niet verloren, die heeft men bewust achtergelaten. Dat zie je al vanaf de steentijd en de bronstijd.”

Zo weinig mogelijk vinden

Molema en de archeologische onderaannemer kenden de geschiedenis van het gebied, dus wisten ze waar en uit welke periode ze vondsten konden verwachten. Ondanks dat het belangrijk was om die gebieden te onderzoeken, probeerden ze juist vondsten te voorkomen. “Alles dat je vindt, verstoort het bodemarchief. Het klinkt misschien vreemd dat ik dit zeg als archeoloog, maar wij wilden zo veel mogelijk laten liggen. Het doel was namelijk niet om een opgraving te doen en meer te leren over de geschiedenis. Alles dat tevoorschijn kwam, moesten we goed bestuderen, schoonmaken en aanleveren aan het depot. Dat kost een hoop werk en geld terwijl men bij zo’n gebiedsinrichting kosten wil beperken. In de grond ligt het ook mooi in de context van een heel gaaf landschap. Genoeg redenen om de vondsten zo veel mogelijk te beperken.”

“Ik denk dat we daar redelijk goed in geslaagd zijn,” zegt Molema. “Alleen op plekken waar we met de nieuwe beek die oude daloversteken raken, ontkwamen we niet aan onderzoek. Door het graven van de nieuwe beek vernietig je namelijk de oude resten die daar liggen. Ook moesten we de beek verbreden. Dan raak je dus ook meer archeologische resten. In dit geval kon het gewoon niet anders: we moesten ze eerst opgraven.”

Vondsten en hun bestemmingen

Ondanks dat het niet de bedoeling was om veel op te graven, blijven de vondsten natuurlijk interessant. Molema vertelt: “Het is sowieso leuk om de historische plekken van de bruggen en de daloversteek terug te vinden. Die plekken hadden we al in kaart en dan vind je ze uiteindelijk ook fysiek in het veld. Dat geeft een goed gevoel: de bevestiging dat het ligt waar we dachten.” Bij de bruggen lagen ook aalstallen, constructies om paling te vangen. “Daarbij vonden we een soort houten fuiken, die vaak bij de bruggen lagen om er goed bij te kunnen. Ook werd een bronzen lanspunt gevonden. Die is bewust in het beekdal begraven, in ongeveer 1000 voor Christus.” Molema legt uit waar de vondsten heen gaan nadat ze zijn onderzocht. “Als de gemeente van het grondgebied waarin het onderzoek plaatsvindt, een eigen archeologisch depot heeft, is de gemeente eigenaar van de vondsten. Nu heeft de gemeente Westerwolde geen depot, maar de provincie Groningen wel. De provincie is dus eigenaar van alle vondsten van reguliere archeologische onderzoeken, dus ook in dit geval. De lanspunt ligt nu in het Groninger museum, waar hij thuishoort. Vervolgens kunnen de vondsten weer uitgeleend worden aan bijvoorbeeld een gemeente. Die mogelijkheden zijn er altijd.”

Een verrassing

Van de bruggen wist men al waar ze lagen, en resten zoals de aalstallen of de lanspunt waren niet onverwacht. Wat Molema wel verraste was een verzameling aardewerk uit de latere ijzertijd. “Er is altijd gedacht dat het gebied Westerwolde in de loop van de ijzertijd verlaten is geraakt vanwege veengroei. Doordat de grond steeds natter werd, werd het gebied steeds onbewoonbaarder. Maar we hebben nu allemaal scherfstukken uit de latere ijzertijd gevonden. Dat toont toch aan dat het gebied continu bewoond is geweest. Wetenschappelijk gezien is dat een erg leuke vondst.”

Hersteld landschap

Molema wil nog benadrukken dat hij niet alleen geïnteresseerd is in de archeologie, maar vooral ook in de landschapskwaliteit die weer hersteld is. “We hebben honderden meters steilrand teruggebracht die ooit vlak waren gemaakt. Die hebben we opnieuw beplant met verspreide bomen, zoals de eik en de els. Dat ziet er heel mooi uit. Ook hebben we oude paden deels terug kunnen brengen, zodat het landschap recht doet aan de historische situatie.” De topografische kaart van circa 1900 is gebruikt als uitgangspunt voor de reconstructies van de steilranden, voetpaden en de beek. “Natuurlijk ben ik enthousiast over de archeologische vondsten, maar wat ik eigenlijk het mooiste vind is dat we het oude landschap grotendeels hebben kunnen herstellen. De archeologische resten zitten in de bodem en zie je verder niet. De echte waarde van het landschap zit in de beleving van het gebied.”